Resultaat & conclusie
Resultaten
Tijdens het experiment mat Coachlab hoeveel zwavel er als vaste stof ontstond. De eenheid waarin dit gemeten werd is E (extinctie). De E wordt aangegeven op de y-as van de grafiek. Toen de reactie bij de 0,8 E was, moesten we de meting stoppen. Bij die waarde hoorde een bepaalde tijd hoe lang de reactie duurde, en dit is aangegeven op de x-as.
De eerste grafiek hieronder hoort bij de eerste meting. In buis 1 zat 1,0 ml thio-oplossing met 3,0 ml demiwater, dat is gelijk aan een concentratie van 0.02 mol/L. Aan alle buisjes werd 1,0 zoutzuur toegevoegd en de reactiesnelheid gemeten door de coloriemeter aangesloten op het programma Coach.
De tweede grafiek gaat over buis 2 met daarin 2,0 ml thio-oplossing en 2,0 ml demiwater. Dit is dus een concentratie van 0.04 mol/L. Ook aan dit mengsel werd 1,0 ml zoutzuur toegevoegd.


Buis 3 hoort bij de derde buis met 3.0 ml thio-oplossing en 1.0 ml demiwater, dus een concentratie van 0.06 mol/L, wat reageert met 1.0 ml zoutzuur.
De laatste meting met buis 4 was met alleen 4.0 ml thio-oplossing die reageerde met 1,0 ml zoutzuur. Daar kwam de rechtse grafiek uit.


Verwerking resultaten
In de verwerkingsopdrachten die volgden hebben we de resultaten van deze proef verwerkt. Zo hebben we een aantal diagrammen gemaakt met de reactiesnelheden, hebben we berekeningen gedaan en hebben we de resultaten verklaard aan de hand van het botsende-deeltjesmodel. In het bestand hieronder vindt u de verwerkingsvragen en onze antwoorden hierop.
Conclusie
Bij de grafieken die ontstonden bij de meting door Coachlab zie je een duidelijke verhouding tussen de concentratie en hoe lang de reactie duurde. Hoe groter de concentratie was, hoe minder lang de reactie duurde. Dat zie je ook in de grafiek die we hebben gemaakt in de verwerkingsopgaven (hieronder nogmaals afgebeeld) over het verband tussen de concentratie en de reactiesnelheid, waarbij we de reactiesnelheid hebben uitgerekend door 1 gedeeld door de tijd. Je ziet dat het bijna een rechte lijn is, dus elke keer als de concentratie 0.02 mol/L groter wordt, wordt de reactiesnelheid ongeveer 0.5 tot 0.8 (x 10 tot de tweede) mol/L/s groter. Omdat het niet helemaal een rechte lijn is, is het verschil in reactiesnelheden bij kleinere concentraties kleiner dan bij grotere concentraties.
Deze conclusie is ook - net zoals de stijging van de reactiesnelheid bij een hogere temperatuur zoals in de verwerkingsopgaven - te verklaren aan hand van het botsende-deeltjesmodel. Als de concentratie groter is, zijn er meer van de moleculen die met elkaar moeten botsen. Omdat het volume hetzelfde blijft, wordt dus de kans op een effectieve botsing groter. Zo zullen er waarschijnlijk meer effectieve botsingen in een seconde zijn dan wanneer er maar weinig moleculen zijn die met elkaar moeten botsen om de reactie te laten verlopen. Als er dus meer effectieve botsingen in een seconde zijn, verloopt de reactie sneller. En dat is wat we wilden bereiken. De conclusie is dus, dat (in overeenstemming met onze hypothese) een reactie sneller verloopt als er een grotere concentratie van de te reageren stoffen is.

Maak jouw eigen website met JouwWeb